Noa van Burgsteden: ‘Jongvee opfok verbeteren start bij de droge koeien’

Wie als veehouder even behoefte heeft om te sparren over de jongvee opfok kan Noa van Burgsteden op het bedrijf verwachten. De jongvee­specialist van Agrifirm begint haar bedrijfsbezoek het liefst in de stal. ‘Met de veehouder praat ik de opfok door en bekijken we samen hoe het werkelijk gaat. De dieren ‘vertellen’ wel hoe het gaat. ‘ En verrassend genoeg zal het rondje over het bedrijf  niet bij de kalveren beginnen. ‘Nee, ik begin het liefst bij de droge koeien’, vertelt Noa die bij Agrifirm de helft van de tijd jongveeopfok doet en de andere helft van de tijd adviseur melkvee is. ‘Bij de droge koe start de opfok van het jongvee. Hoe is de voeding? Hoe verloopt het afkalven? En hoe zit het met de biestproductie en de – kwaliteit?’

Waar wil je naartoe?
Noa heeft allemaal vragen, maar haar eerste vraag is eigenlijk altijd: waar wil je naartoe in de opfok? Wat is het doel? ‘Als je weet wat je wilt bereiken kun je ook de route ernaartoe uitstippelen’, legt ze uit. ‘Wanneer je vaarzen op 23 maanden wilt laten kalven bijvoorbeeld vraagt dat in de opfok een andere strategie.’ De jongvee­specialist wil graag het hele proces van de opfok in beeld krijgen. Van de droogstand van de koe, tot en met het afkalven van de vaarzen. ‘Uiteindelijk wil je een goede vaars aan de melk krijgen, de opfok stopt zeker niet na de melkperiode.’

Altijd verbeterpunten
De uitgebreide praktische rondgang over het bedrijf wordt vervolgd met een analyse van de data. Noa geeft aan dat ze op die manier over een langere periode kan kijken hoe het met de opfok gaat. ‘Veehouders vinden het prettig dat een bedrijfsbezoek zo uitgebreid is, zo komen alle onderdelen van de opfok aan de orde’, geeft ze aan. ‘Ze stoppen veel tijd, energie en geld in de kalveren en pinken en dan wil je ook wel evalueren wat er uit die investering komt.’ Aangezien de opfok verschillende fases van voeding, verzorging en huisvesting omvat valt er ook altijd wel ergens iets te verbeteren, geeft Noa aan. ‘Met de veehouder benoemen we maximaal drie punten waar nog verbetering mogelijk is. Samen komen we met oplossingen en een plan van aanpak. Als adviseur blijf ik daar heel graag bij betrokken met een vervolg bezoek.’

Op advies collega’s
Noa wordt meestal via haar collega’s gevraagd naar een melkveehouder te gaan om de opfok in kaart te brengen. ‘Mijn collega’s komen daar bijvoorbeeld als melkvee adviseur, maar wanneer er vragen over de opfok van jongvee zijn heeft de veehouder er graag een ­specialist bij.’ Naast een bedrijfsbezoek is het ook mogelijk een jongveescan te maken van het melkveebedrijf. Dat is nog wat intensiever, vertelt Noa. ‘Dan doen we echt een 0-meting bij de start en gaan strak op resultaten sturen om ook zeker een verbetering te krijgen.’ Ze merkt dat ze zowel voor het bedrijfsbezoek als de jongveescan meer aanvragen krijgt. ‘Je wilt als melkveehouder het liefst minimaal jongvee opfokken om je fosfaatrechten zoveel mogelijk te benutten voor melkvee. Maar dan moeten de opfok er wel voor zorgen dat de slagingskans van vaarzen ook zo hoog mogelijk is.’ Daarbij signaleert ze dat op een aantal bedrijven de aandacht voor jongvee nog weleens te wensen overlaat. ‘Dat is best begrijpelijk, de focus ligt op het melkvee, maar een betere opfok werkt ook positief op werkplezier en rendement bij de melkkoeien.’

Deel dit artikel